Hoe zit jij eigenlijk in de wedstrijd?
Over het spel en de speelruimte tussen bestuur en toezicht
Vorige week reed mijn zoon me een eindje in de richting op weg naar een bijeenkomst met een raad van toezicht. Handig, zo’n chauffeur, kan ik nog wat mails doen onderweg. Hij vindt autorijden leuk (ik niet), hij mag me achteraf een tikkie sturen voor de ‘gewerkte uren’ en we spreken elkaar nog eens. Sinds hij op kamers woont, gaat dat niet meer vanzelf. ‘Wat ga jij eigenlijk precies doen vanavond?’ vroeg hij, terwijl hij de auto beheerst om een rotonde stuurde. Goede vraag.
Hij is een voetballer, dus ik legde hem uit, dat ik een raad van toezicht ging helpen met de vraag, of ze rugby willen gaan spelen, of gewoon voetbal. Het ziet er allebei ongeveer hetzelfde uit: spelers, een bal, een grasveld, doelen aan twee kanten. En dan maar punten maken. Maar het is wel handig om van te voren af te spreken, welk spel je gaat spelen. Als sommige spelers denken rugby te gaan spelen, en anderen willen voetballen, dan is dat niet handig.
Zoon vond het een goede uitleg. Terwijl hij zich weer op de weg concentreerde, bedacht ik me, dat je die metafoor nog verder kunt trekken. Niet alleen wat betreft de spelregels, maar ook het spel zelf.
Spelregels voor intern toezicht
Bij voetbal of rugby is het verschil direct zichtbaar: een bal mag je bij voetbal natuurlijk niet met je handen oppakken. Bij intern toezicht is verkeerd gedrag helaas wat minder zichtbaar. Bijna altijd zie je slechts pratende mensen rond een tafel en dan zijn de nuances in gedrag wat subtieler. In de tweede plaats zijn de spelregels voor intern toezicht nog niet zo eenduidig uitgewerkt. We zitten met intern toezicht als het ware nog in de 19e eeuw, toen er nog volop werd gesleuteld aan de spelregels van zowel voetbal als rugby.
Dus is het goed om af en toe even het spel stil te leggen, zoals de raad van toezicht deed, waar ik die avond heen ging. Hoe willen we eigenlijk spelen? Welke spelregels werken voor ons, welke niet? Wat is er veranderd in de ‘spelregels’ op landelijk niveau? Net als met voetbal: als je niet precies op de hoogte bent van de laatste wijzigingen rond buitenspel en hands, dan kunnen er vervelende discussies ontstaan: telt die goal nou of niet?
Het spel en de ruimte
Het leuke van spelregels is, dat ze ruimte maken voor het spel zelf. De spelregels geven de kaders aan, maar voor alleen het Spelregeldocument Veldvoetbal komt het publiek niet naar het stadion. Pas bij het toepassen van die regels ontstaat er creatieve interactie. Er worden risico’s genomen, spelers gaan op in het spel, zorgen voor mooie combinaties en brengen zo ieders kwaliteiten naar boven. De ruimte van de regels wordt creatief ingevuld, en dat levert de voldoening en de lol op in het spel.
Het gekke is dan weer, dat we die regels daar dus wél voor nodig hebben. Want zonder regels weten mensen niet waar ze aan toe zijn, en wat de bedoeling is. Dan bewegen ze zich voorzichtig, houterig, of helemaal niet. Bang om fouten te maken.
Dat gedrag zie ik ook vaak in raden van toezicht. Als de leden ervan niet goed weten wat de kaders zijn, en wat de bedoeling van het spel is, dan houden ze zich op de vlakte. Maar als ieder goed weet wat de rollen en de kaders zijn, dan ontstaat de ruimte om volop aan het spel deel te nemen.
“Ik speel dit spel al zo lang…”
Zelf ben ik scheidsrechter bij de jeugdelftallen. Als ik dan aan de grensrechter de vlag overhandig, vraag ik altijd of ik ze nog wat uit moet leggen. Bij een bepaald type mannen is dan de reactie: “Mij hoef je niets meer uit te leggen!” Dat zijn dan vaak ook weer de mannen, die achteraf míj́ gaan uitleggen hoe ik beter zou kunnen fluiten. Dat hoor ik meestal geduldig aan, maar niet tijdens de wedstrijd. Dan maak ik er korte metten mee. Daar zitten de spelers niet op te wachten, discussies tijdens de wedstrijd.
Ook dat komt in een raad van toezicht nogal eens voor: leden die onderling het oneens zijn over hoe je dat nou doet, intern toezicht. Dat levert ofwel onverkwikkelijke discussies op, ofwel er blijft een soort spanning boven tafel hangen, die iedereen wel voelt, maar niet durft te benoemen. Want de agenda is al zo vol, en dan besteed je je tijd liever aan de inhoud. Vaak blijven er dan wel zaken onuitgesproken. Het spel komt dan niet goed op gang. En de bestuurder blijft achter met de vraag wat de RvT nu eigenlijk wil.
Het sterkste team wint
Om die reden doet iedere raad van toezicht er goed aan, van te voren helder te zijn over de spelregels voor hun werk. Bij voorkeur volgens een samenhangend systeem. Leg dat vast in een toezichtkader, een toezichtsvisie, een handboek, maakt niet uit hoe je het noemt. Gebruik dat toezichtkader, en reflecteer er af en toe op, of het voldoende gezamenlijke houvast biedt voor jullie ‘dagelijks’ werk als toezichthouder. Ga er niet zomaar vanuit, dat iedereen wel weet, wat er van ze verwacht wordt.
En ja, dat ontwikkelen van het toezichtkader, en de reflectie erop, dat kost tijd. Het kan zijn dat jouw RvT dat niet zit zitten. Bedenk dan, dat het vaak meer tijd kost als je halverwege het spel moet stilleggen. En dat er dan vaak veel meer gedoe ontstaat.
Sommige toezichthouders zitten er wat principiëler in. Die zeggen: ik oordeel onafhankelijk, en ik wil altijd kunnen doen en zeggen wat ik wil. Ook daarvoor geldt: prima, maar hou er dan rekening mee, dat je daarmee onvoorspelbaar wordt voor je collega’s én de bestuurder. Daarmee haal je als team niet het beste uit jullie samenspel. Een team moet divers zijn samengesteld, net zoals een voetbalteam niet alleen maar spitsen heeft. Maar uiteindelijk gaat het om het functioneren als team. Want alleen als collectief heeft het intern toezicht een functie, individuele toezichthouders hebben geen formele autoriteit.
Wat ik vanuit mijn ervaring op het veld weet: in voetbal wint bijna altijd het sterkste team, en niet de groep beste individuen. En dat sterke team gaat sowieso het meest voldaan het veld af. Ik weet bijna zeker dat dat ook voor een raad van toezicht geldt.
Dank voor het lezen! Ik schrijf wekelijks een blog. Nog geen abonnee? Abonneer je via deze knop.
Lees hier meer over de zes principes van mijn benadering voor ‘Maatschappelijk verantwoord bestuur en toezicht’. Dit blog ging over principe 2: De paradox van eenheid en diversiteit in het intern toezicht.
Het boek is hier te bestellen (of bij je lokale boekhandel). Ik ontwikkelde een online cursus op basis van het boek. Lees hier meer daarover.
Is het je bevallen wat ik schreef? Deel dit bericht gerust met anderen!