In de wereld van governance wordt wat af-ge-Engelst. Niet altijd is Engels verkeerd. Soms zijn er gewoon geen betere Nederlandse woorden. Maar het blijft steeds nuttig na te gaan wat er precies bedoeld wordt. Dat onderzoek ik in deze blogserie Boardroom Talk. Dit keer over ‘stakeholders’.
Het meest gebruikte Engelse woord in de governance-wereld is (naast het woord governance zelf) misschien wel het woord 'stakeholder'. Of moeten we zeggen misbruikt? Omdat het makkelijk uitgesproken wordt, maar dat slechts zelden wordt toegelicht wie er nu eigenlijk mee bedoeld wordt. Laat staan wat bestuurders en toezichthouders er mee zouden moeten. Ja, ze moeten met stakeholders in dialoog, ernaar luisteren, ze evenveel aandacht geven als de 'shareholders' -- tenminste als je organisatie aandeelhouders heeft. Maar waar moet die stakeholder-dialoog toe leiden? Dat blijft vaak onbesproken.
De stakeholder-benadering wordt ook wel stakeholderism genoemd, wat ik niet zo'n flatterende term vind. Alsof het een soort activisme is waar je een beetje voor op moet passen. Het geeft wel goed de dubbelhartige houding ten opzichte van stakeholders weer. Alleen al de suggestie dat er een tegenstelling zou zijn tussen de belangen van aandeelhouders en andere belanghebbenden, zou te denken moeten geven. Hoe krijgen we vat op het begrip stakeholder, en wat moeten we ermee?
Stakeholders en belanghebbenden
Eerst terug naar het woord zelf. 'Stake' betekent letterlijk: dat wat in de grond wordt gestoken om een terrein als eigendom af te bakenen. (Om deze reden ligt het begrip sinds enige jaren in Noord-Amerika onder vuur in de context van het land waarop inheemse volken wonen. 'Stakeholder' is een term die zij associëren met de kolonisten die onterecht eigenaarschap van het land claimden, waarop zij al woonden. Zij maken mede daarom bezwaar zelf als 'stakeholders' te worden aangeduid).
Hoe dan ook. Een stakeholder heeft dus ergens een belang in, en kan in zekere zin als een soort mede-eigenaar zeggenschap claimen. Zo bezien heeft stakeholder veel overlap met het woord shareholder (aandeelhouder) waar het juist een alternatief voor probeert te zijn. Zo groot is de tegenstelling dus niet. Het gaat in beide gevallen om een legitiem belang, alleen vanuit een andere bron.
Je kunt daarom zeggen dat aandeelhouders zelf ook stakeholder zijn, maar dan met een specifiek financieel belang. Daarnaast zijn er oneindig veel stakeholders met andere typen belangen. Als je gaat nadenken wie er allemaal een belang heeft in of bij je organisatie, dan heb je al snel een heel lange lijst. Die belangen zijn juridisch gezien misschien niet zo strikt omschreven als dat van de aandeelhouders, maar dat betekent niet, dat ze genegeerd kunnen worden.
De eerste belangrijke vraag voor bestuur en toezicht is daarom: wie zijn onze belangrijkste stakeholders oftewel belanghebbenden? Om daar zicht op te krijgen kun je onderscheid maken tussen de vragen: met welke belanghebbenden moeten we wat, en met welke belanghebbenden willen we wat? Met andere woorden: onderscheid tussen de formele belanghebbenden, die juridisch gezien vastliggen (zoals aandeelhouders en leden van een vereniging en coöperatie) en de belanghebbenden aan wie bestuur en toezicht zich moreel verplicht voelen om mee in dialoog te zijn. Zeker voor stichtingen (de meest gekozen rechtsvorm van maatschappelijke organisaties) is dat een relevante groep, omdat zij geen formele eigenaren hebben. Maar om welke belanghebbenden gaat het dan? Hoe maak je die keuze?
Maatschappelijke meerwaarde
In de ISO 37000 Guidance for the Governance of Organizations wordt onderscheid gemaakt tussen 'member stakeholders', met wie bestuur en toezicht in formele (juridische) zin iets moeten, zoals leden van een vereniging of aandeelhouders; en 'reference stakeholders', wiens belangen voor bestuur en toezicht een zelfgekozen referentiepunt zijn. Het woord 'reference' verwijst naar de externe referentie die bestuur en toezicht zoeken, om het beleid van de organisatie aan te toetsen. Dit legt de nadruk op de eigen keuze van bestuur en toezicht, om expliciet zo'n referentiegroep (of -groepen) aan te duiden.
In het Policy Governance-systeem heet deze groep 'morele eigenaren'. In mijn boek Goed bestuur voor iedereen, dat op Policy Governance gebaseerd is, noem ik ze maatschappelijk belanghebbenden, omdat ze representant zijn van de maatschappelijke opdracht van een organisatie. Dat vind ik duidelijker, omdat 'moreel' te veel het accent legt op alleen de lastige, controversiële kwesties. Terwijl het -- zeker bij stichtingen in het maatschappelijk domein -- om de dialoog gaat over de maatschappelijke meerwaarde van het gehele beleid van de organisatie. In een eerder artikel heb ik ze ook wel 'careholders' genoemd, wat mooi rijmt op 'shareholders' en iets van de zorg laat zien die deze belanghebbenden om de organisatie hebben. Het Engelse woord 'care' heeft een grond in het Latijnse caritas, dat belangrijke inspiratie kan bieden voor het bestuur van ondernemingen en organisaties. Maar het woord 'liefde' zal voor veel bestuurders en toezichthouders nog een stap te ver zijn. Dus hou ik het maar bij maatschappelijk belanghebbenden.
License to operate
Dan nog de vraag: waarom zou je kiezen om belangen van bepaalde groepen als referentie te nemen voor je bestuurlijke beslissingen, en je overwegingen als toezichthouder? Waarom zo moeilijk doen, als je je juridisch gezien alleen maar hoeft te beperken tot de formele belanghebbenden? Dat kost toch alleen maar tijd en geld? In wiens belang is dat nou helemaal?
Dat is een goede vraag, en die heeft te maken met de opvatting van bestuur en toezicht die je aanhangt. Is de organisatie er voor zichzelf, en is de continuïteit van de organisatie, naast het beschermen van de belangen van aandeelhouders, leden, maar ook bestuur en medewerkers, het hoogste doel? Of is de organisatie er om een bepaalde meerwaarde voor de gemeenschap te organiseren? Zelfs als dat betekent, dat dat tegen de huidige, particuliere belangen van bestuur en medewerkers ingaat? Misschien zelfs als dat betekent dat de organisatie beter opgeven kan worden?
De afweging of de organisatie (nog) voldoende maatschappelijke meerwaarde heeft (ook wel de 'license to operate' genoemd) ligt per definitie in de buitenwereld, bij de maatschappelijk belanghebbenden. Bestuurders en toezichthouders die de maatschappelijke verantwoordelijkheid serieus nemen, zullen dus daar moeten beginnen. Zelfs als er ook aandeelhouders (of leden) zijn. En al helemaal als er geen aandeelhouders of leden zijn. Wie zijn de groepen mensen, die iets mogen vinden van de kern van waarom we bestaan? Die onze waarden koesteren en voorleven? Door wie we geïnspireerd worden, wat betreft de intenties voor de gemeenschap die ze hebben, en waarvan ze verwachten dat onze organisatie daar invulling aan geeft?
Dat zijn geen gemakkelijke vragen. Het gesprek met maatschappelijk belanghebbenden ligt dan ook niet voor de hand. Zeker niet, omdat veel maatschappelijk belanghebbenden het zelf lastig vinden om zich los te maken van hun particuliere eigenbelang als klant, consument of medewerker. Maar het is het belangrijkste gesprek dat bestuurders en toezichthouders te voeren hebben.
Conclusie
Conclusie: stakeholder is een onmisbaar woord in het denken en spreken over governance. Organisaties ontlenen de legitimiteit van hun voortbestaan aan de relatie met hun belanghebbenden. De term moet alleen niet misbruikt worden voor een oneigenlijke tegenstelling tussen shareholders en andere belanghebbenden. Als de term gebruikt wordt, om na te gaan wie de belangrijkste 'dragers' zijn van de legitimiteit van de organisatie, dan is het een van de sterkste termen die er is, om te komen tot maatschappelijk verantwoord bestuur en toezicht.